ING: ‘Nood aan nog meer circulariteit maakindustrie’

Foto van: De redactie
Geschreven door De redactie

Nederlandse maakbedrijven doen het goed op het gebied van circulariteit ten opzichte van Europese sectorgenoten. De hoeveelheid geproduceerd afval is internationaal gezien laag en de inzet van hergebruikte materialen hoog. Toch stagneert de vooruitgang in afvalreductie en recycling en hoewel per gemaakt product steeds minder materiaal nodig is, groeit het totale materiaalgebruik van de Nederlandse maakindustrie in absolute zin nog steeds. 

ING: 'Nood aan nog meer circulariteit maakindustrie'

Om meer circulair te werk te gaan zijn grotere stappen vereist. Efficiënt materiaalgebruik gaat verder dan recycling en begint al bij het productontwerp. Om dit echt van de grond te krijgen is meer beleid gericht op het stimuleren van circulaire initiatieven nodig, stelt ING op basis van hun rapport over circulariteit.

ING noemt verschillende redenen die maakbedrijven aanzetten tot circulaire productie:

  1. Grondstoffenschaarste
    In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, speelt een gebrek aan grondstoffen meestal nog geen grote rol bij het besluit circulair te gaan produceren. Toch nemen de leveringsrisico’s toe, vooral voor bedrijven in de maakindustrie die afhankelijk zijn van zeldzame aardmetalen. De Europese Commissie (EC) noemt het leveringsrisico van die materialen zeer hoog. Zij worden bijvoorbeeld verwerkt in machines, onderdelen voor transportmiddelen, elektronica, en zijn belangrijk voor de energietransitie (PBL, 2019). Het totale aantal kritieke materialen op de lijst die de EC elke drie jaar uitbrengt wordt alsmaar groter en is inmiddels opgelopen tot dertig. Hoewel naar verwachting tijdelijk, geven ook de al lang aanhoudende toeleveringsproblemen als gevolg van wereldwijde verstoringen in logistieke ketens tijdens de coronacrisis aanleiding om circulaire stappen te zetten, zoals meer hergebruik van materialen.
  2. Beperken van milieuschade
    Een groeiend aantal producenten ziet het belang in van het efficiënter omgaan met grondstoffen om de negatieve impact op leefomgeving en klimaat te minimaliseren. Aangezien circulariteit niet alleen draait om directe, maar ook om indirecte milieuschade, is het verminderen van totale materiaalgebruik van belang.
  3. Circulaire vraag
    Eisen vanuit maatschappij en klanten veranderen. Duurzame en circulaire methoden en producten worden daardoor vaker een verkoopargument of zelfs een voorwaarde om zaken te kunnen doen. Zo hanteren overheden en non-profitorganisaties steeds vaker circulaire inkoopeisen.
  4. Regelgeving
    De Nederlandse overheid en de Europese Commissie streven naar een volledig circulaire economie in 2050, met als tussendoel een 50% lager verbruik van primaire grondstoffen in 2030. Dit voornemen is in Nederland uitgewerkt in transitieagenda’s voor kunststoffen en maakindustrie. De EC heeft de Europese Green Deal en het Circular economy action plan gelanceerd. 
  5. Kostenbesparingen
    Circulair produceren kan ook aan de kostenkant het bedrijfsresultaat verbeteren. Hergebruik van (onderdelen van) een eindproduct kan voor lagere productie- of inkoopkosten zorgen. Daarnaast kan de actuele sterke stijging in materiaalprijzen (tijdelijk) een prikkel geven om meer onderdelen en materialen opnieuw te gebruiken of te recyclen.

De Nederlandse industrie gebruikt zo’n 310 miljard kilo materiaal per jaar. Dat is ruim de helft van het totale materiaalgebruik van het bedrijfsleven. De maakindustrie is goed voor dertien procent van het totale materiaalgebruik, terwijl de overige industrie (hier gedefinieerd als voedingsmiddelen-, aardolie- en chemische industrie) 38 procent gebruikt.

Ondanks de circulaire transitieagenda’s neemt het totale industriële materiaalgebruik nog altijd toe. De maakindustrie doet het iets beter dan de industrie in totaliteit: de toename is hier tussen 2010 en 2018 2,5% versus 10,5% voor de totale industrie. Niet-industriële sectoren zijn in dezelfde periode daarentegen bijna 10% minder materiaal gaan gebruiken. Daar staat tegenover dat de maakindustrie met elke ingezette kilo materiaal bovengemiddeld veel waarde heeft gecreëerd. Daardoor groeit de zogeheten materiaalproductiviteit van de maakindustrie even snel als die van de niet-industriële sectoren.

Verhouding tot Europa

De maakindustrie produceert 23 procent minder afval dan het EU-gemiddelde. Tussen 2010 en 2018 heeft zij de hoeveelheid afval in kilo’s bovendien met 7,5 procent weten te verminderen en gerekend per verdiende euro zelfs met 31 procent. In dezelfde periode bedroeg de gemiddelde afname in EU-verband respectievelijk twee en negentien procent. Hoewel Nederland gunstig afsteekt tegen andere EU-landen, is de hoeveelheid afval in absolute zin tussen 2016 en 2018 (het laatst beschikbare jaar) met bijna één procent toegenomen.

Nederland recyclet bijna driekwart van al het niet-minerale afval. Dat is ruim boven het EU-gemiddelde van 56 procent. Dit is één van de redenen dat een relatief groot deel – bijna dertig procent – van het binnenlandse materiaalgebruik uit hergebruikte materialen bestaat. Er is geen Europees land dat beter presteert qua circulair materiaalgebruik. Wel geldt ook hiervoor dat de groei eruit is. Tussen 2010 en 2016 nam het aandeel hergebruikte materialen toe van ruim 25 naar 28,5 procent. Tot en met 2019 heeft Nederland vervolgens geen vooruitgang meer geboekt. In andere Europese landen was dat wel het geval. Vooral België heeft grote vooruitgang geboekt, maar blijft nog op afstand van het Nederlandse percentage (24 om 28,5%). Nu al veel meer wordt gerecycled blijkt het voor Nederland lastig om de volgende stappen te zetten.

Gericht beleid broodnodig

Gericht overheidsbeleid is nodig om circulair produceren echt van de grond te krijgen. Circulair produceren brengt in het algemeen extra kosten met zich mee, terwijl uit onderzoek blijkt dat consumenten niet of nauwelijks extra geld over hebben voor meer circulaire producten. Financiële prikkels die meer circulariteit stimuleren ontbreken dus veelal. Dit creëert een noodzaak voor beleid gericht op het:
1. Inprijzen van negatieve externe effecten, waarbij belasten het meest effectief is.
2. Verlagen van transactiekosten (van opstarten van circulaire processen) en operationele kosten (van uitvoeren van circulaire processen).
3. Ontwikkelen van markten voor secundaire goederen.

Lees het uitgebreide rapport met verbetersuggesties van ING hier.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *