De bedrijfsomstandigheden in de Nederlandse productiesector bleven problematisch in april, met een aanhoudende daling van het aantal ontvangen nieuwe orders. De productieomvang nam weliswaar toe, maar de groei was beperkt en kleiner dan vorige maand.

Door de aanhoudend zwakke vraag bleven de producenten terughoudend met hun aankopen en het aannemen van personeel. Dit droeg echter wel bij aan de afname van de kostendruk. De verkoopprijsinflatie daalde naar het laagste niveau in 2025 tot nu toe en werd deels doorberekend aan de klanten.
De Nevi PMI® voor de Nederlandse productiesector is een samengestelde indicator die met één cijfer de stand van zaken in de productiesector weergeeft en wordt samengesteld op basis van indicatoren voor nieuwe orders, productieomvang, werkgelegenheid, levertijden en voorraad ingekochte materialen.
Met uitzondering van een korte periode van stabiliteit in februari, is er al sinds juli 2024 maandelijks sprake van een verslechtering van de bedrijfsomstandigheden bij de Nederlandse productiebedrijven. De hoofdindex van de PMI daalde van 49.6 in maart naar 49.2 in april, het laagste niveau in drie maanden.
De daling van de hoofdindex was het gevolg van de licht negatieve effecten van alle vijf componenten.
Stagnatie
Het aantal nieuwe orders daalde in april voor de tweede maand op rij en wees op stagnerende marktomstandigheden en geopolitieke onzekerheid. De krimp was beperkt, omdat de stijging in de subsector investeringsgoederen de dalingen in de andere subsectoren gedeeltelijk compenseerde. De laatste daling van het aantal nieuwe exportorders was minimaal en het kleinst in bijna een jaar.
De matte vraag had ook negatieve gevolgen voor de productieomvang van de bedrijven. Deze nam in slechts geringe mate toe en lag onder het onderzoeksgemiddelde. De productiestijging werd door de panelleden toegeschreven aan een combinatie van nieuwe klantenwinning, pogingen om de capaciteit te vergroten en, in mindere mate, meer nieuwe orders.
Het gebrek aan nieuwe orders leidde tot een daling van de inkoop en tot inspanningen om de voorraden te verkleinen. Deze laatste afname van de inkoopactiviteiten was fors en de grootste tot nu toe dit jaar. Als gevolg hiervan daalde de materiaalvoorraad in grotere en historisch gezien hoge mate.
Een van de gevolgen van de daling van de vraag naar materialen was de stabilisering van de toeleveringsketens. De verlenging van de gemiddelde levertijden was in april minimaal, wat door de panelleden werd toegeschreven aan voorraadproblemen en onderhoudsonderbrekingen bij leveranciers.
Een positief punt voor de fabrikanten was dat de daling van de inkoopactiviteiten de kostendruk in april verder verlichtte. De inkoopprijsinflatie was nog steeds aanzienlijk maar bleef onder het langetermijngemiddelde, en was de kleinste sinds het begin van dit jaar. De panelleden die melding maakten van prijsstijgingen, schreven dit over het algemeen toe aan hogere grondstof- en loonkosten.
Tegelijkertijd was er wederom sprake van hogere verkoopprijzen, als gevolg van de poging van bedrijven om de hogere kostendruk door te berekenen aan hun klanten. De verkoopprijsinflatie was echter eveneens de kleinste tot nu toe in 2025.
Arbeidsmarkt
Op de arbeidsmarkt was er in april sprake van de negende achtereenvolgende daling van de personeelsbestanden bij de Nederlandse productiebedrijven. Dit banenverlies was aanzienlijk en het grootste sinds december 2023. De daling werd met name gerealiseerd door het verminderen van het aantal tijdelijke krachten en het niet vervangen van vertrekkende personeelsleden. De grotere daling van de werkgelegenheid leidde tot een aanzienlijk minder grote daling van de achterstanden, de kleinste in meer dan twee jaar.
De verwachtingen van de Nederlandse fabrikanten voor de toekomstige productieomvang bleven positief, al was dit vertrouwen het kleinste in vier maanden en historisch gezien laag. Ondanks de impact van het huidige geopolitieke klimaat op het ondernemersvertrouwen, bleven sommige bedrijven hoopvol over een herstel van het ordervolume.
Voorzichtig
David Kemps, sector banker industrie bij ABN AMRO, gaf het volgende commentaar: ‘Ook in april bleven omstandigheden voor de Nederlandse industriële sector uitdagend met een aanhoudende daling van nieuwe orders en slechts een marginale productiegroei. De Nevi Inkoopmanagersindex (Nevi PMI) daalde van 49,6 naar 49,2 in april 2025, het laagste niveau in drie maanden. Hoge kosten van personeel, energie en grondstoffen, maar vooral de zwakke vraag door het beleid van president Trump met hoge invoerheffingen, of toch weer niet, zorgen dat fabrikanten voorzichtig zijn met hun inkoop- en investeringsbeslissingen. Ondanks het feit dat industriële bedrijven in maart en april iets meer produceerden, zijn de verwachtingen van de inkoopmanagers hiervoor relatief laag vanwege de matte vraag. Dit geldt over de hele breedte: van chemie tot metaal, van machinebouw tot semicon.’
‘ASML rapporteerde bij de publicatie van zijn eerste kwartaalcijfers bijvoorbeeld een twintig procent lagere instroom van nieuwe orders dan de analisten gemiddeld hadden verwacht. Onzekerheid over een handelsoorlog tussen de VS en China kan leiden tot structurele veranderingen in mondiale handelsstromen, met grote gevolgen voor de Nederlandse industrie. Alhoewel maar zes procent van de totale Nederlandse export voor de VS bestemd is, belandt ook een deel van de Nederlandse export naar Duitsland uiteindelijk in producten voor de Amerikaanse markt, zoals auto’s en machines. ABN AMRO schroeft daarom zijn sectorprognose voor de industrie terug naar één procent groei in 2025 (was 4 procent) en vier procent in 2026.’
‘Vanaf 2026 kan de Nederlandse industrie naar verwachting profiteren van de voorgenomen grote investeringen in de Europese defensie en Duitse infrastructuur. Het aantal werknemers in Nederlandse fabrieken daalde voor de negende maand op rij. Het tempo van banenverlies was in april het snelst sinds december 2023, vooral door vermindering van tijdelijk personeel en het niet vervangen van vertrekkers. De komende periode worden echter juist vooral ontslagen verwacht. Uitkeringsinstantie UWV meldt een forse stijging van het aantal collectieve ontslagen in het eerste kwartaal van 2025. Als reden voor de ontslagen worden vooral kostenbeheersing en reorganisaties genoemd. Dit treft nu nog vooral werknemers bij mkb-bedrijven in de industrie, maar naast de sluiting van een aantal grote chemische fabrieken in Rotterdam heeft ook Tata Steel Nederland een massaontslag aangekondigd. Deze ingrepen zijn voor een groot deel te wijten aan de hoge energiekosten. Bij het schrijven van deze tekst was echter nog niet bekend of het voorgenomen klimaat- en energiepakket met een half miljard euro aan overheidssteun de Voorjaarsnota heeft gehaald. Dit zou voor de energieintensieve industrie zoals de chemie en staalindustrie een flinke opsteker zijn om toch in Nederland te blijven.’