ABN AMRO: Groei valt na twee sterke jaren terug

Foto van: De redactie
Geschreven door De redactie

Een sterk vierde kwartaal met 0,6 procent groei (k-o-k) stuwt ook het groeicijfer van 2023. Hogere rentes zorgen wereldwijd voor lagere groei, dit raakt de binnen- en buitenlandse vraag van de economie. De arbeidsmarkt blijft krap, waardoor in 2023 de loongroei verder stijgt. ABN AMRO verwacht dat de Nederlandse economie in 2023 met 1,2 procent groeit en in 2024 met 1,3 procent.

Grafiek met pijl die sterk daalt

Na twee jaren van groei boven de vier procent verwacht ABN AMRO voor 2023 lagere groei in met name de eerste kwartalen van 2023. Nog steeds hoge en hoofdzakelijk bredere inflatie oefent druk uit op de koopkracht en inflatie noopt centrale banken wereldwijd hun beleid te verkrappen. De groei van de wereldeconomie en wereldhandel lopen terug met recessies in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en de eurozone, wat de externe vraag naar Nederlandse producten remt. Binnen Nederland vertragen gestegen rentes eveneens de groei, met name via de huizenmarkt en lagere investeringen.

Sterk vierde kwartaal stuwt groeicijfer

De Nederlandse economie heeft 2022 goed afgesloten met een sterker dan verwachtte groei van 0,6 procent (k-o-k) in het vierde kwartaal. Nederland viel hiermee ook in Europees perspectief op, in de eurozone kwam de gemiddelde groei namelijk uit op 0,1 procent k-o-k. Vier factoren dreven dit groeicijfer.

Allereerst valt de energiecrisis vooralsnog mee en zijn energieprijzen door een combinatie van redenen flink gedaald. Zo zijn gasvoorraden voor deze tijd van het jaar goed gevuld, wat het risico op gastekorten nu én volgende winter aanzienlijk verminderd (alhoewel dit niet betekent dat de risico’s verdwenen zijn). Ook is er gas bespaard met vraagdestructie door zowel producenten als huishoudens (mede door het warme weer) en het aanbod uit duurzame bronnen en Franse kerncentrales kwam weer op gang.

Ten tweede droegen de investeringen en ten derde de uitvoer, positief bij aan de bbp-groei; mede door het teruglopen van problemen in internationale handelsketens.

Echter was ten slotte het meest opvallende de groei van de particuliere consumptie. Ondanks hoge inflatie en pessimistisch gestemde huishoudens, groeide de particuliere consumptie in het vierde kwartaal met 0,9 procent k-o-k. Overheidssteun zoals de energietoeslag en de nog altijd stijgende werkgelegenheid waren een steun in de rug voor de uitgaven van huishoudens. Het sterke vierde kwartaal, waardoor de jaargroei uitkomt op 4,5 procent, betekent een flinke overloop naar het groeicijfer van 2023. Door dit overloopeffect vallen de groeiramingen voor 2023 automatisch hoger uit dan in onze vorige raming van 0,5 procent van begin december.

Inflatie neemt af, maar verbreding zet door

In de eerste maand van 2023 zette de daling van de inflatie vanaf de piek in september 2022 door. Inflatie volgens de CPI kwam uit op 7,6 procent (tegenover 9,6% in december). Het effect van het prijsplafond was al goed zichtbaar. Voor het eerst sinds juli 2021 droegen energieprijzen weer minder dan één procentpunt bij aan de totale inflatie. In 2023 zal de bijdrage van energieprijzen aan de inflatie negatief worden omdat gedurende 2022 de energieprijzen sterk stegen. Zodoende valt de jaar-op-jaar vergelijking negatief uit.

De andere factor die het inflatiebeeld voor 2023 bepaalt is de verbreding van inflatie. Deze zet in het eerste half jaar vanwege verschillende redenen door, waardoor de kerninflatie verder stijgt. Een deel van de (kleine) bedrijven heeft bijvoorbeeld nog een vast energiecontract waardoor energieprijsstijgingen voor hen nog moeten komen. Ook zorgt onzekerheid rondom prijzen er voor dat ondernemers terughoudend zijn om prijsdalingen, van bijvoorbeeld energie of grondstoffen door te berekenen in afzetprijzen. Ondernemers verwachten dan ook dat hun afzetprijzen hoog blijven, ze zien daar ook de mogelijkheid toe aangezien het ze tot nu toe lukt prijsstijgingen grotendeels door te berekenen. ABN AMRO verwacht dat de inflatie (CPI) in 2023 uitkomt op 4,4 procent en 4,0 procent in 2024. Mocht de recente daling van de energieprijzen tot volgende winter doorzetten dan verlaagt dit de inflatie in 2024 flink.

Aantrekkende loongroei dempt koopkrachtverlies

In 2019 was arbeidsmarktkrapte niet genoeg om de loongroei te laten aantrekken. Nu is de combinatie van een nog lagere werkloosheid en verlies aan koopkracht wel genoeg om de cao-loongroei te doen stijgen. De vakbonden lijken dan ook de wind in de zeilen te hebben met stijgende ledenaantallen en een toegenomen aantal stakingsdagen. In januari nadert de contractloongroei vijf procent (historisch tussen de 1 en 3%) en nieuwe onderhandelingsresultaten wijzen op een verdere stijging in 2023. In recent afgesloten cao’s is een trend zichtbaar naar meer nominale loonsverhogingen. Dit betekent dat het loon veelal met een combinatie van een vast bedrag en een percentage stijgt. Samen met de stijging van het minimumloon is het resultaat voor lagere inkomens dat de loongroei hoger uitpakt. Huishoudens verwachten mede door de aantrekkende loongroei dat hun inkomen in 2023 verder stijgt.

DNB constateerde in december al dat er bij Nederlandse bedrijven ruimte is om de lonen te verhogen. Deze zal met de huidige loongroeitrend (deels) aangewend worden in 2023. Deze loonruimte kan echter sterk verschillen per sector en per bedrijf, bijvoorbeeld door de mate waarin sectoren in staat zijn prijsstijgingen door te berekenen. Het resultaat is dat de loongroei tussen sectoren in 2023 waarschijnlijk uiteen gaat lopen.

Ook in 2023 arbeidsmarktkrapte

De historisch krappe arbeidsmarkt blijft ook in 2023 een steun voor de economie: het biedt zekerheid aan de werkzame beroepsbevolking en creëert mogelijkheden voor hen die de arbeidsmarkt willen toetreden. Zowel de arbeidsvraag als de arbeidsdeelname staan nog op historische hoogte. In januari steeg de participatiegraad – het aandeel van de beroepsbevolking in de totale populatie tussen 15 en 75 jaar – naar 75,6 procent, een record. Met een werkloosheidspercentage van 3,6 procent in januari lijkt de arbeidsmarkt muurvast te zitten. Echter zien we onder de motorkap ook een ander verhaal. De arbeidsdynamiek, het aandeel baanwisselaars van het totaal aantal werkenden, is ten opzichte van de pandemie flink aangetrokken. Arbeidsdynamiek is positief voor de economie als geheel omdat het een efficiëntere verdeling van schaarse arbeid faciliteert, wat iets van verlichting kan verzorgen in tijden van krapte.

De werkloosheid blijft ook in 2023 laag in historisch perspectief. Al ontstaat er iets van ruimte op de arbeidsmarkt door een licht afkoelende arbeidsvraag en een oplopend aantal faillissementen waardoor de werkloosheid stijgt van 3,5 procent in 2022 naar 3,8 procent in 2023. Ook in deze markt drukt de overheid haar stempel. Het expansieve begrotingsbeleid – met bijvoorbeeld een stijging van de overheidsconsumptie in het onderwijs en de zorg – betekent dat een deel van wegvallende private arbeidsvraag opgevuld wordt door publieke arbeidsvraag. Op de middellange termijn gaat vergrijzing in toenemende mate een rol spelen waardoor de arbeidsmarkt ook dan krap blijft in historisch perspectief.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *