Er was in oktober in de Nederlandse productiesector voor de vijfde maand op rij sprake van een verbetering van de bedrijfsomstandigheden, al was deze minder groot vanwege de kleinere groei van zowel de productieomvang als het aantal nieuwe orders. De werkgelegenheid daalde ondertussen voor het eerst in vijf maanden en het ondernemersvertrouwen bleef historisch gezien matig.

Dankzij de goede vraag konden de bedrijven hun verkoopprijzen in lichte mate verhogen, wat in combinatie met een lagere kostendruk wees op een mogelijke verbetering van de winstmarges. Zowel de inkoop- als verkoopprijsinflatie daalde naar het laagste niveau in twaalf maanden.
De Nevi PMI® voor de Nederlandse productiesector is een samengestelde indicator die met één cijfer de stand van zaken in de productiesector weergeeft en wordt samengesteld op basis van indicatoren voor nieuwe orders, productieomvang, werkgelegenheid, levertijden en voorraad ingekochte materialen.
Nadat in september met 53.7 het hoogste niveau in achtendertig maanden bereikt werd, daalde de PMI-hoofdindex in oktober naar 51.8, wat wijst op een bescheiden verbetering van de stand van zaken in de Nederlandse industrie. De daling was het gevolg van negatieve invloeden van alle vijf PMI-componenten.
Nieuwe orders
Ondanks de daling van de groei ten opzichte van het recente hoogtepunt in september, was het aantal nieuwe orders de belangrijkste reden voor de groei in oktober. De opleving werd mede ondersteund door een hernieuwde toename van het aantal exportorders, wat door de panelleden werd toegeschreven aan een grotere vraag van klanten uit met name Europa en de regio Azië-Pacific.
Het grotere aantal nieuwe orders leidde aan het begin van het laatste kwartaal van 2025 tot een verdere toename van de productieomvang, waarmee de groeitendens werd voortgezet die in maart begon. Het groeitempo kwam grotendeels overeen met het langetermijngemiddelde van het onderzoek.
Het grotere aantal nieuwe orders en verstoringen in de toeleveringsketens waren voor de bedrijven aanleiding om hun inkoopvolumes in oktober te verhogen. Hoewel de toename van de inkoopactiviteiten beperkt bleef, was deze wel de grootste in meer dan drie jaar.
Levertijden
De levertijden waren in oktober wederom langer, wat door de panelleden werd toegeschreven aan tekorten, capaciteitsbeperkingen bij de leveranciers en vertragingen in havens en op scheepvaartroutes door stakingen. Tegelijkertijd was er sprake van een lichte daling van de voorraad ingekochte materialen. Volgens de panelleden was de daling van de materiaalvoorraad deels het gevolg van inspanningen van bedrijven om hun voorraadniveaus te optimaliseren.
Op het prijsfront wezen de gegevens van oktober op een aanhoudende, zij het lichte stijging van de inkoopkosten voor de Nederlandse fabrikanten. Er waren aanwijzingen dat dit met name het gevolg was van hogere kosten voor voedingsmiddelen, energie, lonen en grondstoffen. Op subsectorniveau liepen de tendensen uiteen en alleen de producenten van investeringsgoederen maakten melding van hogere inkoopkosten.
Toch verhoogden de bedrijven hun verkoopprijzen in oktober in redelijke mate en in alle drie industriële subsectoren werd melding gemaakt van prijsstijgingen. Net als bij de inkoopkosten daalde de verkoopprijsinflatie naar het laagste niveau in twaalf maanden.
Personeel
Vanwege een verdere daling van de achterstanden besloten de bedrijven voor het eerst sinds mei hun personeelsbestanden te verkleinen. Er waren aanwijzingen dat deze daling van de werkgelegenheid het gevolg was van vrijwillig vertrekkende personeelsleden, herstructureringen en een vermindering van het aantal tijdelijke krachten.
Tot slot bleven de Nederlandse fabrikanten in oktober optimistisch over de vooruitzichten voor de komende twaalf maanden. Ruwweg 42 procent van de bedrijven was optimistisch in hun prognoses, deels vanwege nieuwe klanten, plannen om het productenassortiment uit te breiden en capaciteitsinvesteringen. Het ondernemersvertrouwen bleef echter onder het lange termijngemiddelde.
Nederlandse industrie ziet export aantrekken
Albert Jan Swart, sectoreconoom Industrie bij ABN AMRO: ‘De Nederlandse industrie groeit in een iets trager tempo, zo blijkt uit de Nevi Inkoopmanagersindex over oktober. De productie en het aantal nieuwe orders namen verder toe. Het aantal nieuwe exportorders steeg weer, na een lichte daling in september.’
‘De aantrekkende export is opvallend, want door de Amerikaanse invoerheffingen staat de Europese export naar de VS onder druk. Maar uit de enquête onder circa 350 inkoopmanagers in de Nederlandse industrie blijkt dat de Europese vraag naar
Nederlandse producten toeneemt, vooral vanuit Frankrijk, Duitsland en België. De
aangekondigde productiebeperkingen bij grote autofabrikanten na de overname van
Nexperia zullen waarschijnlijk wel zorgen voor belemmeringen voor de Duitse autoindustrie in de komende maanden.’
Industriebeleid van belang voor basisindustrie
Swart: ‘Steeds duidelijker tekent zich in de Nederlandse industrie een tweedeling af. Enerzijds begint de productie van de hoogtechnologische industrie aan te trekken, bijvoorbeeld dankzij een verbetering van de vraag naar machines. Anderzijds staat de energieintensieve industrie onder druk. Zo is de productie van de chemische industrie gedurende de zomer verder gedaald, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). En in oktober kreeg de chemie een nieuwe tegenslag te verwerken. Kondigden eerder dit jaar al meerdere fabrieken in de regio Rotterdam sluiting aan, nu staken ook drie chemische fabrieken in Chemelot bij Geleen de activiteiten.’
‘Uit de verkiezingsprogramma’s blijkt dat de verschillende politieke partijen allerminst op een lijn zitten wat betreft voor de basisindustrie belangrijke onderwerpen, zoals de nationale CO2-heffing en de hoogte van budgetten voor verduurzamingssubsidies, zoals SDE++, EIA, MIA en VAMIL. De concurrentiepositie van de Nederlandse basisindustrie staat onder druk, onder andere door hoge energieprijzen en de nettarieven, die in Nederland beduidend hoger zijn dan in de ons omringende landen.’
‘Veel fracties in de Tweede Kamer zijn voorstander van lagere nettarieven, zo bleek
tijdens een verkiezingsdebat tussen negen kandidaat-Kamerleden dat was
georganiseerd door brancheorganisatie FME, onderzoeksinstituut TNO en de
vakbonden. Het verlagen van de nettarieven voor de industrie, zoals de Europese
Commissie adviseert, is echter makkelijker gezegd dan gedaan, want daardoor loopt
waarschijnlijk de staatsschuld op.’
‘Het volgende kabinet kan grote invloed hebben op het Nederlandse klimaatbeleid en de concurrentiepositie van de Nederlandse basisindustrie. De basisindustrie kijkt dus in spanning uit naar de vorming van een nieuwe coalitie’, zo besluit Swart.


