Europese maakindustrie moet wachten op nieuwe groeifase

Foto van: De redactie
Geschreven door De redactie

De hoop op herstel voor de Europese maakindustrie wordt opnieuw doorkruist door internationale spanningen. Nieuwe Amerikaanse importtarieven zorgen voor onzekerheid, remmen de export af en temperen het investeringsklimaat. Terwijl landen als Duitsland inzetten op hogere investeringen en Europese defensiebudgetten oplopen, blijft een structurele groei waarschijnlijk uit tot 2026, zo stelt ING.

Na een langdurige neergang leek de industriële productie begin 2024 tekenen van herstel te vertonen. Maar door oplopende handelsspanningen, met name de invoering van Amerikaanse importtarieven op Europese goederen, verslechtert het perspectief alweer. Ondanks een tijdelijke opschorting van wederzijdse tarieven van twintig procent, blijven heffingen van 25 procent op onder meer staal, aluminium, auto’s en onderdelen van kracht. Voor de meeste andere producten geldt inmiddels een invoerheffing van tien procent.

Die tarieven drukken het vertrouwen onder producenten. De industriële productie in de eurozone ligt nog altijd vijf procent onder het niveau van twee jaar geleden, terwijl die in de VS stabiel is gebleven. In China nam de productie in dezelfde periode zelfs met dertien procent toe.

Handelsoorlog treft kernsectoren EU

De schade voor de Europese export naar de Verenigde Staten kan oplopen tot 0,3 procentpunt van het bbp van de eurozone. De VS is de belangrijkste afzetmarkt voor Europese exporteurs, goed voor twintig procent van de handel buiten de EU. Voor Duitsland en Italië is dat aandeel nog groter. Vooral de farmacie, machinebouw, chemie en auto-industrie worden zwaar geraakt. Alleen al de farmaceutische sector vertegenwoordigde in 2024 ruim 23 procent van de Europese export naar de VS.

Ook tussen de lidstaten bestaan grote verschillen in afhankelijkheid. Ierland en België lopen relatief veel risico door hun sterke farmaceutische en chemische sectoren. Duitsland en Slowakije hebben vooral belang bij de uitvoer van machines en voertuigen.

Tegenvallende productie, uitzonderingen daargelaten

Het sentiment onder producenten verbeterde licht sinds december, mede dankzij de aankondiging van extra overheidsinvesteringen in Duitsland en stijgende Europese defensiebudgetten. Toch blijven orders laag en voorraden hoog, wat de productie beperkt.

Tussen lidstaten zijn de verschillen groot. Spanje en Polen wisten hun productie op peil te houden dankzij een relatief grote voedselverwerkende industrie. Duitsland, Italië en Nederland kenden daarentegen een aanhoudende daling. In Duitsland speelt de dominantie van de auto- en machine-industrie een negatieve rol, terwijl Italië ook kampt met een krimpende textielsector.

Energie-intensieve sectoren zoals staal en chemie kampen met hoge kosten. Europese gasprijzen liggen structureel vier tot zes keer hoger dan in de VS. Gecombineerd met overcapaciteit op de wereldmarkt leidt dit tot sluitingen van fabrieken en investeringen die uitwijken naar andere continenten.

Eerste hoop op herstel pas in 2026

De productie van investeringsgoederen en halffabricaten blijft in 2025 waarschijnlijk onder druk staan. Pas in 2026 kunnen investeringen in infrastructuur en defensie mogelijk bijdragen aan groei. Ook het voorzichtig herstellende Europese woningbouwsegment kan dan een rol spelen.

Ondertussen ziet China kans om traditionele Europese sterke sectoren, zoals de midden-technologie (machines, voertuigen, elektrische apparatuur), verder te beconcurreren. Europese producenten van halffabricaten zoals metalen en kunststof melden voorlopig geen verbetering in de vraag.

Defensie als aanjager, maar geen wondermiddel

De Europese Commissie mikt op een forse verhoging van het defensiebudget, met plannen die kunnen oplopen tot 800 miljard euro. Het doel: een derde van de defensie-uitgaven binnen de EU zelf besteden. Dat vereist een flinke opschaling van de productiecapaciteit, terwijl personeelstekorten en gefragmenteerde markten dat bemoeilijken.

‘De EU-verdedigingsindustrie kan haar productie de komende jaren fors opschalen, maar daarvoor is meer interne samenwerking nodig en een snellere toekenning van opdrachten’, concludeert Edse Dantuma, senior sector econoom bij ING. Grote bedrijven als VDL en Rheinmetall zoeken inmiddels actief naar fabriekslocaties voor militaire productie.

Toch blijft het aandeel van defensieproductie binnen de totale maakindustrie beperkt. Zelfs bij een vervijfvoudiging zou het in 2030 nog slechts 2,5 procent van de industriële output vertegenwoordigen. Het is dus niet het langverwachte wondermiddel, maar eerder een welkome impuls voor een bredere herstart.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *