Glocalization of toch goedkoop in China inkopen?

Geavanceerde machines die niet afgebouwd konden worden omdat een ringetje ontbrak. Productielijnen bij autofabrikanten die stillagen omdat de aanvoer vanuit China was opgedroogd. Zelfs binnen de EU zorgden lockdowns voor onderbroken leveringsketens.

Glocalization of toch goedkoop in China inkopen?
Een deglobalisering heeft volgens Raoul Leering van ING een behoorlijke impact op de logistieke industrie in Nederland, zoals de containerafhandeling in de Rotterdamse haven. (Foto: Franc Coenen)

De coronapandemie heeft genadeloos aangetoond hoe kwetsbaar OEM’ers zijn geworden door de lange supply chains, waarin kostenoptimalisatie centraal staat. Goedkoop is tijdens de lockdowns soms duur betaald. Luidt de coronacrisis het einde van globalisering in? En is dat per saldo wel goed voor de BV Nederland?

Toen in de Benelux de schaarste aan mondkapjes en andere beschermingsmiddelen duidelijk werd, gingen meteen stemmen op dat de productie hiervan moet terugkeren naar West-Europa. Europa moet veel meer zelf gaan produceren, wordt er geroepen. Niet alleen noodzakelijke medische spullen, maar veel meer producten die nu vanwege de lage kostprijs vanaf de andere kant van de wereld hierheen komen. Sommigen voorspellen al dat de covid-19 pandemie de globaliseringsslinger een duwtje in de andere richting geeft. Na decennia voortdurend zoeken naar de maximale kostenoptimalisatie, met als gevolg vaak hele lange supply chains die in een crisis kwetsbaar blijken, zouden we nu meer naar lokale of regionale supply chain modellen gaan.

Glocalization

De Oostenrijkse hoogleraar Wilfried Sihn, hoogleraar Industrial Engineering and Systems Planning aan het Institute for Management Services van de TU Wien, heeft er zelfs al een term voor: Glocalization. Hij zegt: ‘Het is belangrijk om niet voorbij te gaan aan lokaal inkopen om daarmee de aanvoer veilig te stellen.’ Productiekosten mogen niet langer de belangrijkste rol spelen in de selectie van productielocaties. Om risico’s te diversifiëren, zouden bedrijven moeten overwegen om hun productielocaties te verplaatsen. In een webinar over de herinrichting van supply chains, gaf ook Stewart Lane, directeur Renishaw en bij CECIMO voorzitter van het Additive Manufacturing comité deze richting aan. ‘De supply chain-structuren die de westerse wereld de voorbije decennia heeft opgebouwd, zijn sterk geglobaliseerd. Ze zijn gespecialiseerd uit het oogpunt van kostenefficiency. Maar deze stellen bedrijven bloot aan risico’s in het geval van het stilleggen van bedrijven. Supply chain-onderbrekingen zijn moeilijk voorspelbaar.’ Daarom denkt hij dat bedrijven hun toeleveringsketens na de pandemie gaan herbeoordelen en anders gaan inrichten. Hij benadrukt dat je daarbij niet naar de stuksprijs van een onderdeel moet kijken maar naar de totale waarde. ‘Kies voor een holistische benadering.’

Onderschat logistiek niet

Als OEM’ers de inrichting van hun supply chains gaan heroverwegen, krijgen we dan in Nederland geen probleem omdat we als toeleveringsindustrie vaak afhankelijk zijn van buitenlandse OEM’ers? Raoul Leering, hoofd International Trade Analyses bij ING, wil dit niet bagatelliseren. Maar hij wijst erop dat Nederlandse relatief veel kleinere machinebouwers kent, met name voor de voedingsmiddelenindustrie. Zij exporteren veel. Daarnaast betekent lokaal produceren in zijn ogen niet per definitie binnen de landsgrenzen. Je zou dat ook binnen de grenzen van de Europese Unie kunnen zien. Dan zouden Nederlandse bedrijven met een cluster voor een buitenlandse OEM’er wel een rol kunnen spelen. Volgens de specialist in internationale handel schuilt er voor de BV Nederland echter een heel ander risico in een eventuele deglobalisering. Raould Leering: ‘Transport en logistiek hebben een groter belang in de Nederlandse economie. Die zijn goed voor 5 tot 6 procent van het Bruto Binnenlands Product. Als er wereldwijd minder vervoerd wordt, worden er minder producten verscheept en gaan deze sectoren een tik krijgen.’

Glocalization of toch goedkoop in China inkopen?
Gaan de wereldwijde handelsstromen afnemen als er meer lokaal of regionaal geproduceerd gaat worden? (Foto: Franc Coenen)

Nederland exporteert

De rekenaars van het CBS zijn onlangs ook eens in de internationale handelsstromen gedoken. Wat blijkt: de Nederlandse economie verdient jaarlijks € 5,6 miljard aan de directe export van goederen en diensten naar China. Dat cijfer heeft betrekking op 2018. Bijna driekwart van de € 5,6 miljard komt van de export van producten die in Nederland zijn gemaakt. De machine-industrie is met € 807 miljoen de tweede grootverdiener aan export naar China, na de groothandel. Van de totale exportwaarde van de Nederlandse machine-industrie komt 6 procent voor rekening van China. En deze export groeit sterk, merkt het CBS; onder andere door de export van machines voor de voedingsmiddelenindustrie. Deglobalisering die sommigen als reactie op de covid-19 pandemie schetsen, heeft dus voor de Nederlandse maakindustrie een keerzijde die niet onderschat mag worden.

Kostprijs blijft dominant

Iemand die denkt dat de soep niet zo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend, is Onno Ponfoort van Berenschot. Volgens de senior consultant blijft de prijselasticiteit een rol spelen, ook na de coronacrisis. ‘Zodra we weer normaliseren en de prijs blijkt in China toch 30 procent lager te liggen, zeggen we dan nog steeds laat tien procent van de totale behoefte van onze buurman komen?’ En hij denkt dat landen als China en Vietnam nog veel verder met hun prijzen naar beneden kunnen gaan zodra ze merken dat westerse bedrijven in West-Europa gaan inkopen.

Overheidsregulering is in zijn ogen noodzakelijk wil je tot een andere inrichting van de supply chains te komen. Deze overheidsbemoeienis gaat er komen, verwacht Lodewijk van der Borg, CEO van Kaak Groep uit Terborg. Hij doelt dan specifiek op een CO2-taks op transport van goederen, die er volgens hem vroeger of later gaat komen. CO2-taks zal in de toekomst transport veel duurder maken. Dat ziet hij als de aanjager van lokale productie.

Voor de fabrikant van industriële broodbaklijnen staan een kleinere CO2-footprint hoog op de agenda. En daar past ook bij dat je niet langer op één plek onderdelen produceert en over de hele wereld verscheept. ‘Wij denken na over lokaal produceren in andere werelddelen. Eerst reserve onderdelen, daarna ook onderdelen voor nieuwe lijnen’, zegt hij. Dit kan bijvoorbeeld een impuls geven aan additive manufacturing. Misschien komen er in de toekomst wel 3D-printhubs, waar Nederlandse machinebouwers aan de andere kant van de wereld hun reserve onderdelen laten 3D-printen.

De winnaars

Gaan OEM’ers hun supply chains herinrichten en laten ze hun onderdelen vaker en méér dichter bij huis produceren, dan worden automatisering en digitalisering nog belangrijker. Wouter van Halteren, directeur Halter CNC Automation, bestempelt de toenemende vraag naar méér flexibiliteit in de productie als het echte lange termijn effect van de covid-19-pandemie; een trend die overigens al langer gaande is. ‘Toeleveranciers zullen de komende jaren snel hun capaciteit moeten kunnen verhogen, zonder dat ze hiervoor extra mensen moeten aannemen, overwerk of extra machines nodig zijn. En ook weer hun capaciteit snel kunnen verlagen.’

Automatisering gaat daarom een cruciale rol spelen en in het verlengde daarvan de hele digitalisering van de maakindustrie. De bedrijven die dit goed oppakken, zijn de winnaars, zegt Geert Jacobs, Expert Innovation Factory of the Future bij de Belgische technologie federatie Agoria. Hij vergelijkt de huidige coronacrisis met een survival of the fittest. ‘Ondernemers moeten nu nadenken hoe ze het verschil kunnen maken.’ De huidige crisis versnelt in zijn ogen de digitalisering van de maakindustrie. Technologie die al langer bestaat, zoals virtual en augmented reality, online vergaderen, remote service, vindt nu versneld de weg naar de bedrijven en zal blijven. ‘De digitale transformatie was al hot maar wordt nu helemaal realiteit.’

Glocalization of toch goedkoop in China inkopen?
Is 3D-printen een oplossing om supply chains robuuster te maken? Dat is een van de redenen waarom in Rotterdam het Ramlab experimenteert met 3D-metaalprinten. (Foto: Franc Coenen)

Additive manufacturing

Ook 3D-printen is onderdeel van deze digitale transformatie. De voorbije maanden is additive manufacturing volop in het nieuws geweest. HP heeft het thema bridge manufacturing geïntroduceerd. Aan het begin en einde van de levenscyclus van een product ga je onderdelen 3D-printen; voor de grote aantallen val je terug op bijvoorbeeld spuitgieten of andere klassieke productietechnieken. Omdat elke product ook ontwikkeld wordt voor 3D-printen, kun je in geval van de crisis direct terugvallen op 3D-printen om aanvoerketens lokaal te herstellen. De Amerikaanse toeleverancier Fast Radius bouwt momenteel samen met vliegtuigbouwer Airbus een digitale magazijn, waarin de CAD-modellen en de gevalideerde 3D-printfiles worden bewaard om on demand onderdelen te printen. Louy Rassey, CEO, vindt dat zo’n digitaal magazijn niet alleen om 3D-printen hoeft te draaien. Ook andere technieken kunnen ingezet worden. Waar het volgens hem om gaat, is het digitaliseren van de totale workflow van OEM’er tot toeleverancier. ‘Met een goede digitale keten kunnen we downstream snel capaciteit mobiliseren.’ In Nederland werkt Kaak Group met een aantal partijen aan een soortgelijke oplossing. Raoul Leering van ING ziet ook wel iets in deze oplossing. Hij presenteerde twee jaar geleden op ESEF Maakindustrie een studie waarin hij voorspelde dat de tegen 2044 misschien wel de helft van de producten 3D-geprint wordt. De vertraging in de groei van additive manufacturing heeft die voorspelling de laatste jaren enigszins onderuit gehaald, geeft hij toe. Het magische tijdstip zou verschuiven naar 2070. ‘Ik denk dat de belangstelling nu wel weer eens fors kan gaan toenemen. Bedrijven gaan nadenken hoe ze minder kwetsbaar kunnen worden. Als dat gebeurt, zouden de investeringen in 3D-printen wel eens kunnen verdubbelen.’ Dan zou de groei van de wereldhandel met veertigprocent kunnen gaan afnemen. ‘Dat zijn forse verschillen waar een land als Nederland serieus over moet nadenken hoe we dat opvangen.’