De Specialist: ‘Explosieveiligheid: een stoffig onderwerp?’

Foto van: Paul Hartgers
Geschreven door Paul Hartgers

Recent mocht ik een explosieveiligheidsdocument (EVD, een Arboverplichting voor werkplaatsen met mogelijk explosiegevaar) opstellen voor de houtafdeling van een productiebedrijf. De werkplaatschef was niet echt geïnteresseerd totdat we bij de inventarisatie allerlei elektromotoren onder het houtstof zagen. Uit de berekening later bleek dat dit potentiële explosiebronnen waren. In het EVD zijn de oplossingen netjes vastgelegd, zoals in dit geval regelmatig reinigen.

Explosieveiligheid wordt vaak onderschat.

Hier bleek duidelijk dat de medewerkers en het middenkader het gevaar onderschat hadden doordat het niet zichtbaar was. In de afdeling was een complete afzuiginstallatie en alle bewerkingsmachines waren daarop aangesloten. Toch vonden we dus diverse punten van aandacht. In de praktijk blijkt dat vooral stofexplosies zwaar onderschat worden. Niet alleen zijn stofexplosies veel zwaarder dan damp- of gasexplosies, ook ziet men te vaak het gevaar niet omdat stof de neiging heeft zich onzichtbaar overal en nergens te verzamelen. Maar ook met oplosmiddelen kan een explosieve omgeving ontstaan. Bij een bedrijf werden onderdelen ontvet met isopropanol. Dit deed men in de werkplaats zelf waar weinig ventilatie was. Maar damp neemt een 500 tot 600 keer groter volume in dan de vloeistof. Uit de berekening bleek dat door ontvetten met ca 0,3 liter isopropanol een ruimte van ca 12 kubieke meter explosiegevaarlijk werd. In dit geval was aanpassen van de ventilatie voldoende om het gevaar te voorkomen.

In dit artikel kort de wet- en regelgeving voor explosiegevaarlijke ruimten. Het uitgangspunt is simpel, er zijn twee Europese Richtlijnen: De ATEX 153 (1999/92/EG) die werkgevers of locatie-eigenaren verplicht om de locatie op basis van explosiegevaar in te delen in zones (zone 0, 1 en 2 voor gassen en dampen, zone 20, 21 en 22 voor stof). En de ATEX 114 (2014/34/EU) die aangeeft aan welke eisen machines en apparatuur moet voldoen om in een bepaalde zone te mogen zijn en te werken. Deze geeft ook een indeling in categorieën aan en koppelt deze aan de zonering.

Als een werkgever of locatie-eigenaar een machine koopt voor een (potentieel) explosieve omgeving, moet de zonering van tevoren aan de machinebouwer worden doorgegeven. De machinebouwer weet dan in welke categorie de machine moet vallen en ontwerpt en bouwt deze dan volgens de voorschriften van bijlage II van de ATEX 114. Dit is altijd herkenbaar aan het EX-teken en de ATEX categorie op het typeplaatje.

Voor (potentieel) explosieve werk- omgevingen moet de werkgever of locatie-eigenaar een EVD (laten) opstellen. Dit start met de bepaling van de zonering. De ATEX 153 geeft hiervoor de criteria, maar inhoudelijk geen aanvullende informatie. Dit wordt in Nederland ingevuld door twee praktijkrichtlijnen, de NPR 7910-1 voor gas/dampexplosies en de NPR 7910-2 voor stofexplosies. Deze NPR’s geven enorm veel nuttige informatie en berekeningen om de zoneringen optimaal te bepalen.

Na bepaling van de zonering zal een EVD opgesteld moeten worden. Dit is een levend document dat aangeeft welke gevaren er zijn, wat er gedaan moet worden om deze te voorkomen of te minimaliseren en welke acties er uitgevoerd moeten worden om er veilig te kunnen werken. Ook hiervoor geven de beide NPR’s inhoudelijke informatie. Met behulp van de stofeigenschappen van de explosiegevaarlijke stoffen kan dan het EVD concreet gemaakt worden. Deze stofeigenschappen zijn te vinden in de MSDS (Material Safety DataSheet) die elke fabrikant van chemische stoffen gratis aan de gebruiker moet leveren. Eigenschappen van stof zijn vaak op internet of ook via een MSDS te vinden. In het MSDS staan ook zaken als giftigheid van de stof en hoe branden te blussen. Na opstellen en goedkeuren door de directie zal het EVD met de medewerkers besproken moeten worden.

Nu zijn er ook machines die alleen inwendig een eigen explosieve atmosfeer kunnen hebben, denk aan de leidingen en filterhuizen van stofafzuig-installaties. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, vallen deze niet onder de ATEX, maar gewoon onder de Machinerichtlijn. Hierbij moet de machinebouwer in zijn Technisch Dossier uiteraard een EVD met berekeningen en maatregelen opnemen. Ook hiervoor kan men de informatie uit de NPR gebruiken. Deze geeft ook veel aanwijzingen over hoe de gevolgen van explosies zo klein mogelijk te maken. Vooral op dit vlak, machines met een inwendige explosieve omgeving, is nog veel verwarring. Veel klanten eisen toch ATEX, maar door het ontbreken van een zonering, kan deze formeel niet afgegeven worden. Wordt voor een hoge categorie gekozen, zal altijd een NoBo (Notified Body) de machine moeten beoordelen.

Conclusie: explosieveiligheid wordt vaak onderschat, vooral bij stof. Er is voldoende duidelijke informatie beschikbaar om er toch veilig mee om te gaan. Het (laten) opstellen van een EVD is bij (potentieel) explosieve omgevingen verplicht.

Contact over dit onderwerp? www.vraagenaanbod.nl/thema/specialist of hartgers@pkm.nl