Nederlandse industriële bedrijven dreigen terrein te verliezen door een combinatie van stijgende kosten, regeldruk en een stagnerende innovatieketen. Dat concludeert TNO in een recent rapport dat is opgesteld in opdracht van de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken.

De productiviteitsgroei blijft achter, het investeringsklimaat verslechtert en bedrijven verplaatsen hun R&D-activiteiten steeds vaker naar het buitenland. Tegelijkertijd lukt het onvoldoende om nieuwe innovatieve bedrijven op te schalen tot volwaardige spelers op de internationale markt.
Hoewel Nederland bekendstaat als een kenniseconomie, lukt het onvoldoende om die kennis om te zetten in economische waarde. De uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) blijven steken op 2,2 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Dat is niet alleen lager dan in België (3,3 procent) en Duitsland (3,1 procent), maar ook onder de Europese doelstelling van drie procent. Om dat gat te dichten, zou jaarlijks acht miljard euro extra moeten worden geïnvesteerd, vooral door private partijen.
Tegelijkertijd geven ondernemers aan te kampen met een toenemende regeldruk. Meer dan zestig procent noemt dit de grootste zorg. Ook het subsidie- en vergunningenbeleid en de beperkingen van de expatregeling worden als remmend ervaren.
Start-ups blijven steken
Ondanks goede toegang tot durfkapitaal – Nederland staat op plek vier in Europa per hoofd van de bevolking – komt dat geld te weinig terecht bij de opschaling van start-ups, met name in de deeptechsector. Hierdoor stagneert de doorontwikkeling van nieuwe bedrijven en ontstaat er onvoldoende aanwas van industriële kampioenen van eigen bodem. Dat is een zorgwekkende ontwikkeling, schrijft TNO, vooral omdat juist R&D-intensieve sectoren zoals de machinebouw en elektrotechniek in de kern bijdragen aan de economische groei.
Energieprijzen en regelgeving ondermijnen concurrentie
De hoge energiekosten vormen een ander knelpunt. Nederlandse bedrijven betalen gemiddeld 95 euro per megawattuur elektriciteit, tegenover 45 euro in Duitsland, 56 euro in België en 32 euro in Frankrijk. Frankrijk wekt het grootste deel van zijn elektriciteit al decennia op met kerncentrales. Bovendien brengen buurlanden hun energiekosten omlaag via opbrengsten uit het Europese emissiehandelssysteem (ETS), terwijl Nederland daarbovenop een eigen CO2-heffing kent voor gasgebruik. ‘Dit zet de verduurzaming van de energie-intensieve industrie onder druk’, aldus het rapport.
Volgens TNO leidt dit alles tot een verslechterend investeringsklimaat. Het ondernemersvertrouwen daalt en er is een reëel risico op de-industrialisatie: het verdwijnen van industriële productie uit Nederland, wat niet alleen banen kost maar ook de uitstoot elders doet toenemen.
Tekort aan technisch talent remt groei
De vertraging van de arbeidsproductiviteitsgroei is een structureel probleem. In de periode 2014-2019 bedroeg de gemiddelde groei in Nederland slechts 0,12 procent per jaar, aanzienlijk lager dan in Duitsland, België en het EU-gemiddelde. Dat heeft deels te maken met het afbouwen van de gaswinning, maar ook met het structurele tekort aan technisch geschoolden.
Nederland telt 15,4 technisch afgestudeerden per duizend inwoners, tegenover een EU-gemiddelde van 23. Bovendien is er een nijpend tekort aan ICT-specialisten. TNO pleit daarom voor betere toegang tot buitenlands talent en investeringen in technische opleidingen.
Defensie: kleine sector, grote kansen
De Nederlandse defensie-industrie is relatief klein, maar internationaal toonaangevend in niches als radartechnologie, cyberbeveiliging, encryptie en optische communicatie. Toch blijft de R&D-investering achter: slechts 1,14 procent van het defensiebudget wordt hieraan besteed, terwijl dat fors hoger zou moeten liggen. ‘Een andere, meer innovatiegerichte samenwerking tussen defensie, kennisinstellingen en bedrijven is nodig’, aldus het rapport.
De recente verhoging van het defensiebudget tot boven de NAVO-norm biedt ruimte, maar vraagt om gerichte keuzes. Investeren in sleuteltechnologieën uit de Nationale Technologiestrategie – zoals quantumtechnologie, AI en kleine satellieten – kan Nederland strategische controleposities opleveren in de internationale waardeketen.
Europese samenwerking noodzakelijk
Nederland blijft sterk afhankelijk van buitenlandse leveranciers, zowel voor defensiematerieel als voor kritieke grondstoffen zoals lithium en nikkel. Dat maakt Europese samenwerking noodzakelijk. Denk aan gezamenlijke inkoop, circulaire toepassingen en publieke investeringen die ook private partijen zekerheid bieden. Datzelfde geldt voor de digitale infrastructuur, waarin Nederland weliswaar vooroploopt, maar nog altijd afhankelijk is van Amerikaanse datacenters.
Een actief overheidsbeleid, waarin de overheid ook als ‘launching customer’ optreedt, kan helpen deze afhankelijkheden te verkleinen en nieuwe bedrijvigheid aan te jagen.