Druk op energie-intensieve industrie blijft aanhouden

Foto van: De redactie
Geschreven door De redactie

De energie-intensieve industrie in Nederland kampt al jaren met oplopende kosten. De hoge energieprijzen, de stijgende milieubelastingen en de invoering van de CO2-heffing zetten de marges onder druk. Hoewel het kabinet maatregelen heeft genomen om deze druk te verlichten, blijven de structurele uitdagingen groot. De verplaatsing van industriële activiteiten naar het buitenland – de-industrialisatie – is nog geen feit, maar ligt op de loer, zo stelt ABN AMRO.

Tags:
Foto: Patrick Hendry / Unsplash

Sinds 2021 zijn de marges van energie-intensieve industriële bedrijven fors gedaald. Vooral bedrijven die veel gas en elektriciteit verbruiken, voelen de druk. Door prijsverschillen met andere werelddelen – zoals de veel lagere gasprijzen in de Verenigde Staten en China – verliezen Nederlandse bedrijven terrein op het wereldtoneel. In sommige gevallen leidde dat tot productiebeperkingen of zelfs sluiting van fabrieken.

De kosten voor fossiele energie zijn inmiddels bijna twee keer zo hoog als vóór de energiecrisis. Deze ontwikkeling heeft vooral de zeer energie-intensieve sectoren geraakt, die bijna de helft van het industriële bbp vertegenwoordigen. De situatie blijft nijpend: ondanks enige prijsdalingen in 2024 zijn de energiekosten nog altijd fors hoger dan voorheen.

Belastingen verschillen sterk binnen de EU

Nederland behoort tot de landen met de hoogste energiebelasting binnen de EU. Voor gas staat het op de derde plaats; voor elektriciteit op de vijfde. Die belastingdruk is deels bedoeld om verduurzaming te stimuleren, maar vergroot ook het verschil met andere Europese landen. Hierdoor overwegen bedrijven hun productie naar het buitenland te verplaatsen, waar de lasten lager zijn.

Ook de CO2-heffing speelt hierin een rol. Deze nationale belasting – ingevoerd in 2021 – verplicht bedrijven te betalen voor uitstoot boven een bepaalde grens. Hoewel de opbrengsten op dit moment nog meevallen, verwacht het Ministerie van Klimaat & Groene Groei dat de kosten in de komende jaren zullen oplopen. De heffing wordt geleidelijk zwaarder en stimuleert zo investeringen in schonere technologieën. Tegelijkertijd leidt deze beleidsmaatregel tot onzekerheid bij ondernemers, zeker wanneer de jaarlijkse kostenpost moeilijk te voorspellen valt.

Nog geen grootschalige de-industrialisatie

Hoewel de angst voor de-industrialisatie toeneemt, blijkt uit cijfers dat hiervan op grote schaal nog geen sprake is. Sinds 2008 blijft het aandeel van de industrie in de Nederlandse economie relatief stabiel. De productie is weliswaar afgenomen, maar het aantal werkzame personen in de sector daalt niet mee. Ook het aandeel industriële arbeid in de totale werkgelegenheid blijft nagenoeg gelijk.

De export van industriële producten kende een dip tussen 2021 en 2023, vooral door de pandemie en de energiecrisis. Eind 2024 herstelde dit aandeel echter weer enigszins. De signalen zijn dus gemengd: structurele krimp blijft uit, maar systeemschokken hebben het beeld tijdelijk vertroebeld.

Lastenverlichting met gemengde effecten

Met het ‘Pakket voor Groene Groei’ probeert het kabinet de lasten te verlichten. Zo krijgen bedrijven extra dispensatierechten binnen de CO2-heffing en blijft het tarief tot 2030 ongewijzigd. Daarmee kunnen bedrijven de emissiedoelen iets later behalen, zonder extra kosten. Na 2030 volgt een versnelde verhoging van de heffing.

Ook keert de Indirecte Kostencompensatie terug. Deze subsidie helpt grote stroomverbruikers om concurrerend te blijven, maar verlaagt tegelijk de prikkel om te verduurzamen. Daarnaast verlaagt de overheid de gasbelasting voor kleine verbruikers, terwijl de elektriciteitsbelasting gelijk blijft.

Daarbovenop investeert het kabinet in CCS-projecten (zoals Aramis) en stelt het middelen beschikbaar voor infrastructuur en vergunningsprocedures. Maar knelpunten blijven bestaan: beperkte netcapaciteit, complexe regelgeving en een gebrek aan duurzame alternatieven houden snelle vooruitgang tegen.

Economie of ecologie?

De overheid kiest op dit moment vooral voor het behoud van economische activiteit. Dat betekent minder druk op bedrijven, maar ook een tragere verduurzaming. Met subsidies op fossiel gebruik, versoepelde CO2-doelen en belastingverlagingen op gas is het signaal gemengd. Duurzame koplopers profiteren hier niet van, terwijl grote verbruikers van fossiele energie juist worden ontzien.

Het verkleinen van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen blijft wel het uiteindelijke doel. Daarvoor moeten bedrijven investeren in decarbonisatie. Minder fossiel betekent minder importafhankelijkheid én minder kwetsbaarheid voor prijsschommelingen. Het huidige beleid geeft bedrijven daarvoor iets meer ademruimte. Maar als de verduurzaming niet snel wordt opgeschaald, blijft Nederland achter in de energietransitie.

Tags:

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *